Mijn lichaam - Juf Leonie

Start van het thema

Vraag van de week
We hebben 3 vragen bedacht waarop de kinderen aan het eind van het thema antwoord moeten kunnen geven.
1. Wat is het verschil tussen een jongen en een meisje?
– Een jongen heeft vaak kort haar, een meisje lang haar.
– Een jongen heeft een piemel/penis en een meisje een spleetje/vagina.
– Een meisje kan een baby krijgen, een jongen niet.
2. Welke lichaamsdelen hebben wij?
De lichaamsdelen die we gaan (leren) benoemen: hoofd, haar, oor, oog, neus, mond, nek, hals, schouders, rug, buik, borst, billen, arm, been, knie, pols, vingers, voet, teen, enkel, ellenboog.
3. Welke 5 zintuigen hebben wij?
– Met je handen kun je voelen.
– Met je ogen kun je kijken.
– Met je tong kun je proeven.
– Met je oren kun je horen.
– Met je neus kun je ruiken.

Materiaal te bestellen

Kringactiviteiten

Mix & ruil
Kinderen krijgen allemaal een kaartje met een afbeelding van het lichaam.
Ze gaan rondlopen en wanneer ze een ander kind tegenkomen benoemen beiden hun kaartje en ruilen van kaartje.
Hierna lopen ze weer verder en doen ze hetzelfde bij het volgende kind.

Proeven, ruiken, horen, voelen.
– Kinderen iets laten proeven. Smaakt het zout, zoet of zuur?
– Geluiden laten horen. Wat is dit? Is het geluid hard of zacht?
– Tik, tik wie ben ik?
– Waar komt het geluid vandaan?
– Hoeveel kinderen zitten er achter je?
– Blindemannetje.
– Voeldoos: Laat de kinderen allerlei voorwerpen voelen. Hoe voelt het? Wat zou het zijn?
– Neem een veertje of iets anders dat kriebelt. Doe 1 kind de blinddoek om. Kietel met het veertje. Waar kietel ik jouw? Lichaamsdelen benoemen.

Elkaar vergelijken
De kinderen vergelijken elkaar. Wat is hetzelfde, wat is anders? Wie zijn even groot? Welke kleur ogen heeft iedereen? Hoe zitten de haren? Etc.

Jongen en meisje
Een jongen en een meisje vergelijken. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten.

Meten
Hoe lang is iedereen? Wie zou het grootste zijn? Wie zou het kleinste zijn?
Een stuk behangrol ophangen en alle kinderen opmeten.

Van groot naar klein
Laat 4 kinderen op volgorde zetten van klein naar groot of van groot naar klein. Klopt het?

Wegen
Hoeveel zouden we wegen?
Wie is het zwaar en wie is licht?
Hoe kunnen we weten hoeveel we wegen?

Bewegen
Maak bewegingen met je benen, voeten, armen, handen, hoofd, etc. De kinderen doen je na.
Geef ze opdrachten als: leg je elleboog op… doe je benen… leg je handen naast… etc.

Dansen in de spiegel
De kinderen werken in tweetallen. De kinderen gaan tegenover elkaar staan. Het ene kind maakt een beweging, het andere kind doet hem/haar na.
Zo lijkt het alsof je in de spiegel naar jezelf kijkt.